24 september 1996 – Het bloedbad in de gevangenis van Amed

Op 24 september 1996 vond er een bloedbad plaats in de E-Type-gevangenis in Amed (Diyarbakir), een bolwerk van de Koerdische weerstand, waarbij PKK-gevangenen werden vermoord. Het werd uitgevoerd door speciale eenheden, leden van de militaire politie en bewakingspersoneel. Tien mensen werden gedood door slagen met metalen staven en knuppels, en 24 andere gevangenen raakten ernstig gewond. Uit protest tegen het bloedbad staken op dezelfde dag twee gevangenen zichzelf in brand in Istanbul-Bayrampaşa en stierven aan hun brandwonden.

Het Gevangenencomité van de Arbeiderspartij Koerdistan (PKK) en de Partij van de Vrije Vrouwen Koerdistan (PAJK) herdenken de twaalf overledenen en verklaren: “Hoewel er vele jaren zijn verstreken sinds de gruweldaad van 24 september die de vijand in de gevangenis van Amed heeft gepleegd, zijn we niet vergeten wat onze tien vrienden is aangedaan. Daarom zeggen we: 24 september is heet, 24 september brandt in de harten van alle gevangenen en hun kameraden.”

“We begraven onze gevallenen in ons hart, niet in de aarde”

In de verklaring citeert het comité Abdullah Öcalan met de woorden “We begraven onze gevallenen in ons hart, niet in de aarde” en benadrukt dat de Koerdische bevrijdingsbeweging in 1996 werd geconfronteerd met uitgebreide aanvallen op alle gebieden: “Zelfs de gevangenissen werden getroffen door deze aanvallen, en tien van onze kameraden werden op 24 september 1996 brutaal vermoord in de gevangenis van Amed. De aanval vond plaats in de wetenschap dat de revolutionairen in de gevangenis zich alleen met hun wil konden verdedigen. Dit bloedbad, waarbij de lichamen van onze kameraden werden verbrijzeld met ijzeren staven en planken, toont het onmenselijke gezicht van de Turkse fascistische staatsstructuur in al zijn naaktheid. Het verzet van onze kameraden tegen deze brutaliteit toont een niveau dat met gouden letters in de geschiedenis van wereldrevoluties zal worden bijgeschreven. Onze kameraden hebben met bewustzijn, overtuiging en wilskracht menselijke waarden verdedigd tegen de meest barbaarse macht in de wereldgeschiedenis. In die zin vertelt 24 september het verhaal van een eervol verzet dat moet worden onderzocht en altijd moet worden herinnerd.”

“De gevangenis van Amed was het bolwerk van het verzet”

“Hoewel de gevangenissen voor onze beweging een bastion van verzet zijn, zijn het ook plaatsen waar de fascistische Turkse staat probeert revolutionaire mensen op alle mogelijke manieren te intimideren, hun wil te breken door middel van marteling en hen tot overgave te dwingen. Het beleid van de vijand tegen de gevangenissen in 1996 was gericht op het dwingen van revolutionaire mensen om hun eigen waardigheid en identiteit te verraden en verraders van hen te maken,” aldus het PKK-comité. “De gevangenis van Amed was het bolwerk van het verzet van onze beweging. Het was de plaats van verzet van Mazlum, Ferhat, Kemal Pir, Sakine Cansız, de pioniers van onze beweging.”

“Hun onvoltooide dromen tot leven brengen”

Het Gevangenencomité van de PKK/PAJK herdenkt de revolutionairen die zijn gedood bij het bloedbad in Amed: Mehmet Aslan, Rıdvan Bulut, Nimet Çakmak, Cemal Çan, Ahmet Çelik, Kadir Demir, Edip Direkçi, Sabri Gümüş, Erkan Perişan en Hakkı Tekin, evenals Vedat Aydemir en Hamdullah Şengüren, die in Bayrampaşa zijn overleden, en verklaart: “Op deze gedenkdag herdenken we onze gevallen vrienden met respect en dankbaarheid en bevestigen we ons engagement om hun onvoltooide dromen tot leven te brengen en wraak te nemen.”

Achtergrond:

In verzet tegen de invoering van isolatiecellen in Turkije begonnen ongeveer 2.000 gevangenen op 20 mei 1996 in meer dan 50 gevangenissen een onbepaalde hongerstaking, die vanaf juli werd omgezet in een hongerstaking tot de dood door 269 gevangenen. Op 25 juli sloten ongeveer 10.000 Koerdische gevangenen zich aan. Maar ook veroordeelde gevangenen voerden solidariteitshongerstakingen uit. Vijf van hen werden in de gevangenis van Uşak vermoord door fascistische maffiagevangenen onder toezicht van de gevangenisadministratie. Tussen dag 63 en 69 stierven twaalf gevangenen. Na 69 dagen, op 28 juli 1996, kondigde de Turkse staat aan de eisen van de gevangenen in te willigen en hen niet in isolatie op te sluiten.

Gepland bloedbad:

Maar de eis werd niet ingewilligd en de staat kon het succes van de gevangenen blijkbaar niet accepteren. Sezgin Tanrıkulu, parlementslid van de CHP, was de advocaat van de benadeelde partij in het proces over het bloedbad. Destijds documenteerde hij: “Op 24 september 1996 keerden om 10.00 uur 26 gevangenen van de E-Type-gevangenis van Diyarbakir terug naar de 29e verzamelcel na een bezoek van 30 minuten waarin ze met hun families konden praten. Na het bezoek van de eerste groep vertrokken gevangenen uit cellen 18 en 29 na het noemen van hun namen omstreeks 11.30 uur uit hun cellen en begaven zich naar de bezoekersruimte. Op de hoofdgang van de gevangenis bevonden zich 33 gevangenen: 20 uit cel 29, tien uit cel 18 en drie uit de ziekenboeg. Terwijl ze wachtten, wilden ze schalen vragen aan de gevangenen uit cel 35 voor voedsel dat hun familie mogelijk zou meebrengen. Toen ze om schalen vroegen en twee gevangenen eisten dat ze met hun vrienden uit cel 35 konden praten, reageerde de verantwoordelijke hoofdbewaker nerveus en snauwde geïrriteerd: ‘Hey man, hier praten is verboden’ en schopte heftig tegen de ijzeren deur. Hij bleef uiterst afwijzend.

Hoofdbewaker: Nu zullen jullie het zien

Daarna mengden twee gevangenen zich met de woorden: ‘Waarom verboden? Dit is iets wat we altijd doen. En als het verboden is, kun je dat passend zeggen en zeg je niet ‘hey man’.” De discussie veranderde in een handgemeen. Toen er onderling klappen werden uitgedeeld, grepen andere gevangenen in. Hun inspanningen beëindigden het conflict. De rust die was ontstaan door de interventie van de celverantwoordelijken duurde niet lang, want de hoofdbewaker naderde met de opmerking ‘Nu zullen jullie het zien’. Precies op dat moment werden de deuren naar de sectie van cel 35 en 36 gesloten en liet men de 33 gevangenen wachten op de hoofdcorridor in het zogenaamde 4e blok.

Tijdens het pijnlijke wachten eisten de verontruste gevangenen dat ze ofwel naar de bezoekersruimte mochten gaan om hun familie te zien of terug naar hun cellen werden gebracht. Maar deze eis werd niet ingewilligd. Men liet de gevangenen tot 15.00 uur wachten. Gedurende deze tijd werden ze verbaal beledigd door de gevangenisadministratie en bewakers. Vervolgens kwamen politieagenten van de Mobiele Interventie-eenheden en soldaten uit het gebied van de eetzaal de gang op richting de sectie. De gevangenen werden aangevallen met knuppels en ijzeren staven, en een voor een neergeslagen. Ze werden gevraagd om samen te werken als ‘overlopers’. Degenen die weigerden, werden naar de bezoekerscabines gebracht en daar brutaal geslagen met ijzeren staven, voornamelijk op het hoofd. Het resultaat: negen gedode gevangenen en 24 zwaargewonden.

Volgens de gegevens van het staatsziekenhuis in Diyarbakir werden daar negen dode gevangenen binnengebracht. Nadat de gevangenisarts in zijn rapport had bevestigd dat er geen bezwaren waren tegen verplaatsing van de gewonde gevangenen die niet naar het ziekenhuis waren gebracht, werden ze overgebracht naar de gevangenis in Gaziantep. Tijdens het transport werden de gevangenen in de transportvoertuigen verder mishandeld. Onderweg werd gevangene Kadir Demir gedood, twee andere gevangenen werden rechtstreeks naar het staatsziekenhuis van Gaziantep gebracht, waar ze onmiddellijk werden geopereerd. In eerste instantie werden deze gebeurtenissen bewust in de publieke opinie gepresenteerd als een ‘opstand van de gevangenen’ en als een ‘reactie op de eis van mannelijke gevangenen om de vrouwelijke gevangenen te kunnen bezoeken’. De waarheid kwam echter al snel aan het licht.”

Regering vooraf op de hoogte gesteld

Een onderzoekscommissie concludeerde dat “delen van de regering vooraf op de hoogte waren van de actie en eraan deelnamen.” Dr. Necdet İpekyüz, destijds secretaris van de Artsenvereniging Amed, vat samen: “Alle sterfgevallen waren het gevolg van hoofdletsel. Op de dag van het incident bezochten twee gevangenisbewakers het ziekenhuis om 10.00 uur ‘s ochtends. Ze hadden zeer lichte blauwe plekken. Het dienstdoende ziekenhuispersoneel wist niet waarom de bewakers voor zulke lichte verwondingen naar het ziekenhuis werden gestuurd. Kort voor de aanval op de gevangenen kreeg het ziekenhuispersoneel een telefoontje van de districtsprocureur. Het personeel kreeg de opdracht zich voor te bereiden op een groot aantal gewonde gevangenen.”

In plaats van daders werden slachtoffers ter verantwoording geroepen

Het bloedbad werd onderzocht door verschillende groepen en het openbaar ministerie. De parlementaire commissie voor mensenrechten verklaarde in een verklaring dat “30 soldaten en 38 politieagenten hun bevoegdheid hadden overschreden en daardoor sterfgevallen hadden veroorzaakt.” Het openbaar ministerie van Diyarbakir begon echter een onderzoek tegen 23 gevangenen die gewond waren geraakt tijdens de aanval wegens “beschadiging van staatsgoederen en oproer.” Het onderzoek naar de soldaten en politieagenten werd stopgezet op grond van de beslissing van straffeloosheid volgens de wet op de vervolging van ambtenaren. De reden was: “De soldaten en politieagenten probeerden het lijden van de gevangenen te verzachten.”

Onder druk van de parlementaire commissie voor mensenrechten werd in januari 1997 een zaak geopend tegen 35 politieagenten en 30 soldaten. Gedurende het verdere verloop steeg het aantal beklaagden tot 72, maar er werd pas in 2006 een vonnis uitgesproken. Nadat de zaak was overgedragen aan de tweede strafkamer van Diyarbakir, veroordeelde de rechtbank op 27 februari 2006 (tijdens de 59e zitting) 62 beklaagden tot 18 jaar gevangenisstraf voor de dood van meerdere gevangenen. Verschillende redenen leidden echter tot een latere vermindering van de straf tot zes jaar gevangenisstraf. Het Hof van Cassatie van Turkije vernietigde echter het vonnis met als reden dat de beklaagden de mogelijkheid moesten krijgen om te reageren op de gewijzigde beschuldigingen. De aanklacht tegen de overgebleven tien verdachten werd verworpen wegens verjaring.

Bloedbad voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)

In de zaak van Erkan Perişan en anderen veroordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Turkije op 20 mei 2012: “De regeringsversie dat de eenheden reageerden op aanvallen van zwaar bewapende gevangenen, werd weersproken door de lichte verwondingen van de bewakers. Bovendien wordt het geweld tegen gevangenen dat leidde tot de dood van tien gevangenen als ‘niet absoluut noodzakelijk’ beschouwd volgens artikel 2. Hiermee werd artikel 2, met betrekking tot de dood van sommige gevangenen, geschonden.” (Zaaknummer 12336/03).

Bron: ANF