Het verzwaarde isolement dat werd opgelegd aan de Koerdische PKK-leider Abdullah Öcalan in de Imrali-gevangenis heeft veel media-aandacht gekregen nadat het Asrın Advocatenkantoor mnaar buiten bracht dat Öcalan blijkbaar geen ontmoeting had met de delegatie van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (CPT).
Geïnterviewd door ANF, benadrukte İbrahim Bilmez, een van de advocaten van het Asrın Advocatenkantoor dat de Koerdische PKK-leider bepleit, dat ze hun cliënt zo snel mogelijk moeten ontmoeten om de toenemende geruchten en speculaties over de İmralı-gevangenis te voorkomen.
‘Onze verzoeken worden al 20 maanden niet beantwoord’
Advocaat Bilmez herinnerde eraan dat ze al 20 maanden niets hebben gehoord van hun cliënten in de İmralı-gevangenis, wat een ongekende praktijk is in een rechtsstaat. Bilmez merkte op dat hij en zijn collega’s in deze periode herhaaldelijk officiële verzoeken hebben ingediend bij verschillende staatsinstellingen. “We hebben beroep aangetekend bij de Ombudsman, de onderzoekscommissie voor mensenrechten van de Grote Nationale Assemblee van Turkije, de Turkse instelling voor mensenrechten en gelijkheid, het ministerie van Justitie en aanverwante afdelingen, evenals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) , Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties. Onze verzoeken zijn echter grotendeels onbeantwoord gebleven”, aldus de advocaat.
‘Turkije negeert de internationale conventies die het heeft ondertekend’
Bilmez zei dat honderden advocaten uit Turkije, Europa en het Midden-Oosten ook een beroep hebben gedaan op de Turkse autoriteiten om Öcalan te ontmoeten. Hij voegde eraan toe dat verschillende andere instellingen zoals ÖHD, İHD en TİHV aanvragen hebben ingediend bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa, naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM over het ‘Recht op Hoop’ met betrekking tot Öcalan in 2014. In zijn antwoord aan het Comité van Ministers, bleef Turkije, dat niet voldeed aan de vereisten van het arrest van het EHRM, bij haar standpunt dat Öcalan geen recht op hoop krijgt, waarbij hij zelfs de zeer internationale verdragen die het ondertekende negeerde.
Bilmez wees erop dat het EHRM Turkije al in 2014 had veroordeeld, juist vanwege deze vrijstelling van het recht op hoop. “Turkije steekt met zijn laatste reactie op het recht op hoop letterlijk de draak met het Comité van Ministers in weerwil van de universele waarden van de wet. Er is geen andere verklaring. Turkije doet dit al sinds 2014. Turkije heeft zijn tactiek van het uitstellen en verlengen van zaken gedurende een bepaalde periode voortgezet. Maar het Comité van Ministers bereidt hiervoor ook de weg voor, aangezien het al acht jaar een oogje dichtknijpt voor het optreden van Turkije. Zowel Turkije als de Raad van Europa discrimineren de heer Öcalan en andere gevangenen die levenslange gevangenisstraffen hebben gekregen.”
‘We ontvangen geen antwoord van het CPT’
Over het bericht dat de CPT in september 2022 een niet-gepland bezoek bracht aan de İmralı-gevangenis, zei Bilmez blij te zijn met het bezoek, maar maakte zich ook zorgen over een mogelijke negatieve ontwikkeling. Hij voegde eraan toe dat ze nadien een ontmoeting met de CPT in Straatsburg hebben aangevraagd en gehouden om hun bezorgdheid over het bezoek van de CPT te uiten. Bilmez zei dat hun zorgen niet werden behandeld tijdens de bijeenkomst en dat ze geen antwoord konden krijgen op hun vragen. Hij voegde eraan toe dat hun zorgen verder toenamen nadat ze hadden gehoord dat Öcalan de CPT-delegatie mogelijk niet had ontmoet.
‘We moeten onmiddellijk Öcalan ontmoeten’
De advocaat benadrukte dat deze sfeer van onzekerheid voortkwam uit het isolement in de Imrali-gevangenis, wat leidde tot voortdurende speculaties over de kwestie. Hij benadrukte dat ze hun cliënt zo snel mogelijk moeten ontmoeten om troebel water te voorkomen. “Dhr. Öcalan zei in zijn laatste telefoongesprek met zijn broer al dat hij met ons, zijn advocaten, wilde praten. Dit is voor ons het meest zekere feit. We willen ook dat de heer Öcalan gebruik kan maken van zijn recht om zijn advocaten te ontmoeten, wat een zeer fundamenteel wettelijk recht is.”
Bilmez verklaarde dat de situatie in de Imrali-gevangenis noch door wetten, noch door de grondwet kan worden verklaard, en benadrukte de realiteit van een volledig geïsoleerde gevangenis waar geen advocaten, familieleden of niet-gouvernementele organisaties binnen mogen. “Elke 3 maanden legt de administratie van de Imrali-gevangenis systematisch een verbod op familiebezoeken op en de tuchtraad van de gevangenis vaardigt disciplinaire straffen uit. Elke 6 maanden neemt een rechtbank in Bursa een beslissing om advocaten te verbieden. Turkije kan deze wetteloosheid niet langer tolereren. Dit isolement en de impasse in de Koerdische kwestie moeten zo snel mogelijk worden doorbroken. Het is bekend wat de heer Öcalan heeft gedaan en kan doen om een oplossing te vinden voor de Koerdische kwestie. Zijn goede bedoelingen en politieke daadkracht zijn ook bij de staat bekend. De regering moet de Koerdische kwestie niet benaderen vanuit het perspectief van het winnen van verkiezingen, aangezien de Koerdische kwestie het meest structurele probleem van Turkije is. Wat er moet gebeuren om dit probleem op te lossen is duidelijk; isolatiebeleid moet worden opgeheven en een vreedzame oplossing voor de Koerdische kwestie moet worden bevorderd.”