Boomkap voor Turkse militaire faciliteiten in Şênê

  • Noord-Koerdistan

In de Hochalm-regio Şênê (ook bekend als Şenyayla), tussen de provincies Amed (Diyarbakir) en Mûş, worden bossen vernietigd om plaats te maken voor een militaire basis. Het Şênê-plateau is een groot gebied aan de voet van de bergen Andok, Serê Spi, Warê Şêra en Dorşin. Na de jaren 80 werden de mensen die hier woonden onderdrukt en gedwongen tot migratie vanwege “veiligheidsredenen”. Tijdens de dialoogprocessen tussen de Turkse staat, Abdullah Öcalan en de PKK in de periode van 2013 tot 2015, keerden sommige bewoners terug naar hun regio. De hooglanden waren ook een toevluchtsoord voor nomaden die in de zomer met hun schaapskudden naar de berggebieden trokken. Şênê staat bekend om haar plantenrijkdom en koude wateren. Na het eenzijdig beëindigen van de onderhandelingen door de Turkse staat werden de weiden in 2015 afgesloten als zogenaamde veiligheidszone. Het gebied behoorde vroeger tot de provincie Amed en werd overgedragen aan Mûş via presidentieel decreet.

Naast de verboden is er vorig jaar begonnen met de bouw van twee militaire bases in de regio. In de gebieden waar de militaire bases zullen worden gebouwd, worden nu bomen gekapt. De bomen die zijn omgehakt door paramilitaire “dorpswachten” worden op vrachtwagens geladen en naar andere regio’s vervoerd. Uit beelden en foto’s blijkt dat er al een groot bosgebied is vernietigd.

Een bewoner van de regio die om veiligheidsredenen niet met naam genoemd wilde worden, vertelde aan persbureau MA (Mezopotamya Agency): “In maart van dit jaar gingen we naar het regiment commandocentrum in het centrum van Mûş om te protesteren tegen de ontbossing.” De regimentscommandant antwoordde dat er twee militaire installaties zouden worden gebouwd en de bewoners van de regio voor de keuze zouden staan om ofwel zelf de bomen in het gebied te kappen of de ontbossing aan de staat over te laten.

Volgens de getuigenis van de bewoner worden de ontbossingen uitgevoerd door een dorpshoofd genaamd “Ü.K. uit de gemeente Kızılağaç”. Iemand genaamd Y.Ç. is verantwoordelijk voor het transport: “De gekapte bomen worden met vrachtwagens naar naburige provincies vervoerd. Ze worden naar Agirî, Mûş, Amed, Riha en vooral naar Êlih gebracht.”