Dertig jaar zonder Mehmet Sincar

  • Noord-Koerdistan

Ter herdenking aan parlementslid Mehmet Sincar, die op 4 september 1993 werd vermoord door huurmoordenaars van de diepe staat, vond op maandagavond een demonstratie plaats in Qoser (ook bekend als Kızıltepe), georganiseerd door politieke partijen en maatschappelijke organisaties. De rouwstoet begon in het centrum van Qoser, waar eerder een herdenkingsbijeenkomst was gehouden, en eindigde op de begraafplaats van de stad, waar rode anjers werden neergelegd. Op een spandoek stond geschreven: “We hebben niet vergeten, we zullen niet vergeten, we zullen ons herinneren”, met honderden mensen erachter opgesteld. De herdenkingsmars werd vergezeld door de leus “Mehmet Sincar is onsterfelijk”.

Mehmet Sincar was 39 jaar oud toen hij werd vermoord. Hij was parlementslid voor de Democratische Partij van Koerdistan (DEP) in het kiesdistrict Mêrdîn (Mardin), toen hij dertig jaar geleden op straat werd neergeschoten in Êlih (Batman). Ook de lokale politicus Metin Özdemir kwam om het leven, en een andere parlementariër, Nizamettin Toğuç, raakte zwaargewond. Sincar en Toğuç waren vanuit Ankara gekomen om de buitengerechtelijke executie van Habib Kılıç, de voorzitter van DEP in Êlih, twee dagen eerder te onderzoeken. In Êlih werden de parlementariërs zelf slachtoffer van een aanslag. De daders – huurmoordenaars van de diepe staat – zijn bekend. Maar het Turkse rechtssysteem toont geen interesse in het onderzoeken en straffen van de schuldigen. Een langlopende zaak tegen een van de schutters wordt slechts voor de vorm behandeld, zo klagen de nabestaanden van Sincar. De zaak wordt juridisch vertraagd tot de verjaringstermijn is verstreken.

Dit is de situatie vandaag. De vertegenwoordiging van de nabestaanden gaat ervan uit dat de zaak Mehmet Sincar binnenkort wordt gesloten. Het feit dat de rechtbank consequent alle verzoeken voor een beslissing op basis van het dossier en voor behandeling van de zaak volgens artikel 77 van het Turkse strafwetboek heeft afgewezen, wijst daarop. Dit artikel regelt de strafrechtelijke vervolging van misdaden tegen de menselijkheid waarvoor geen verjaring geldt. In tegenstelling tot moord en andere strafbare feiten waarop levenslange gevangenisstraf staat, verjaart de vervolging na dertig jaar.

“Saliha Aydeniz, parlementslid van de YSP en tevens medevoorzitter van de DBP, zei: “We weten dat de door de heersende macht gestuurde justitie bewust heeft gewerkt aan het verstrijken van de verjaringstermijn,” met het oog op het dreigende verjaren. “We kennen de moordenaars.” Maar we kennen de staat ook te goed, daarom verwacht de Koerdische samenleving, die sinds het bestaan van Turkije onder vijandig recht wordt behandeld, toch al geen gerechtigheid van zijn justitie. “De staat zou echter ook moeten weten dat we niet zullen vergeten. Of het nu 30 jaar duurt of 300 jaar – we zullen niet vergeten. Pogingen om ons van onze herinnering te beroven, zijn tevergeefs. Mehmet Sincar heeft een vaste plaats in het collectieve geheugen van het Koerdische volk. Dat behouden we even zeker als het verzet om de idealen te bereiken waarvoor metgezellen zoals Mehmet Sincar hun leven hebben gegeven.”