KCK-woordvoerder bekritiseert het terrorismerapport van Europol

Europol heeft een rapport gepubliceerd over de huidige terrorisme dreiging in de Europese Unie. De nauwkeurigheid en eerlijkheid van het European Union Terrorism Situation and Trend Report 2023 worden in twijfel getrokken door de onevenwichtige weergave van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en verschillende ernstige omissies. De woordvoerder van de Unie van Koerdische Gemeenschappen (KCK), Zagros Hîwa, verklaarde zaterdag tegenover Medya News: “Het rapport geeft voorrang aan de economische en politieke belangen van Europese landen en de VS in plaats van te vertrouwen op geldige gegevens. Deze benadering legitimeert door de staat gesponsorde terrorisme door Erdogan’s Turkije en criminaliseert de Koerdische strijd voor natuurlijke en democratische rechten.”

Het rapport, dat op woensdag is gepubliceerd, beweert een uitgebreid en actueel overzicht te geven van terrorisme in de EU. Het gedeelte over de PKK roept echter twijfels op over de objectiviteit van het rapport, schrijft Medya News: “De PKK werd in 2002 op verzoek van NAVO-lid Turkije opgenomen in de EU-lijst van terroristische organisaties. In 2008 verklaarde het EU-hof in eerste instantie dat de opname van de PKK in de terreurlijst onwettig was omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Deze beslissing werd in 2018 ook bevestigd door het Hof van Justitie in Luxemburg, dat oordeelde dat de PKK tussen 2014 en 2017 ten onrechte op de EU-terreurlijst was geplaatst.”

Daarnaast concludeerde de Belgische Raad voor Vreemdelingenzaken in 2022 dat de daden gepleegd door de PKK niet als terroristische daden in hun geheel kunnen worden beschouwd, omdat de partij zich bevindt in een niet-internationaal gewapend conflict dat meer onderworpen is aan het oorlogsrecht dan aan strafrecht.”

Het Europol-rapport erkent geen van deze ontwikkelingen, maar legt onevenredig veel nadruk op de PKK. Medya News wijt deze vooringenomenheid aan “het feit dat de Turkse regering de druk op Europa recentelijk heeft opgevoerd door gebruik te maken van de vluchtelingenkwestie en het NAVO-toetredingsverzoek van Scandinavische landen uit te buiten”.

Het rapport vermeldt vaag de veroordeling van één persoon in Italië en vier personen in Duitsland voor PKK-gerelateerde misdrijven, zonder verdere details over de aard van deze misdrijven te geven. Als gevolg hiervan worden de Koerdische krachten, die een cruciale rol hebben gespeeld bij de bestrijding van “jihadistisch terrorisme”, zoals het rapport erkent met de bewering dat de veiligheid in Europa in vergelijking met vorig jaar is verbeterd, ten onrechte in dezelfde categorie geplaatst als deze andere groepen. KCK-woordvoerder Hîwa verklaarde hierover: “Het rapport negeert het feit dat het de PKK was die de strijd tegen IS in Irak en Syrië, met name in Şengal en Kobanê, heeft geleid, en dat meer dan 6.000 van haar leden hun leven hebben gegeven om de mensheid te redden van het door Erdogan gesteunde IS-terrorisme.”

Medya News wijst ook op relevante omissies in de Europol-presentatie: “In het rapport wordt een belangrijk incident opvallend weggelaten: de aanslag op een Koerdisch cultureel centrum in Parijs afgelopen december. Hoewel het rapport erkent dat de dreiging van rechts terrorisme nog steeds groot is, wordt deze specifieke aanslag niet genoemd. Het is opmerkelijk dat de dader openlijk extreemrechtse opvattingen had en expliciet verklaarde dat hij de aanslag uit racistische motieven had gepleegd. De betrokkenheid van de Turkse regering bij aanslagen in heel Europa is zorgwekkend.” Hîwa zei dat de Turkse president Erdogan “degene is die verschillende kleurrijke lijsten heeft uitgegeven van mensen die vermoord moeten worden, of het nu in Parijs, Brussel, Irak, Syrië of ergens anders ter wereld is”.

Het rapport negeert ook de impact van rechtsextremistische Turkse groeperingen in heel Europa, met name in Duitsland. Deze groeperingen zijn nauw verbonden met de systematische inspanningen van de Turkse regering om haar invloed in Europese politiek uit te breiden door middel van verschillende netwerken. Toonaangevende organisaties zoals de De Turks-Islamitische Unie voor Religieuze Zaken (DITIB), Osmanen Germania en de Grijze Wolven worden echter door Europese inlichtingendiensten en beleidsmakers gezien als een directe bedreiging voor de Europese veiligheid.

De DİTİB, die in 1984 als verlengstuk van de Turkse staat werd opgericht, is een van de grootste islamitische organisaties in Duitsland en financierde in 2016 ongeveer 900 moskeeën in het land. Osmanen Germania, een Turks-nationalistische en extreemrechtse criminele bende, dook op tussen eind 2014 en april 2015 en werd in 2018 verboden door het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken nadat ze betrokken was bij verschillende gewelddadige misdrijven. De inspanningen van de Turkse regering om haar aanwezigheid in de Turkse diaspora en de moslimgemeenschap in Frankrijk te versterken, worden als een bedreiging voor de nationale veiligheid beschouwd.

Een andere twijfelachtige aspect van het rapport, volgens Medya News, is de criminalisering van internationale solidariteit. Personen die vanuit Europa naar Syrië zijn gereisd om de Koerdische strijdkrachten tegen ISIS te steunen, worden afgeschilderd als een terroristische dreiging, waarbij het cruciale feit dat ze tegen ISIS hebben gevochten, buiten beschouwing wordt gelaten.

KCK-woordvoerder Hîwa drong erop aan dat Europese landen zich moeten concentreren op het bestrijden van terrorisme binnen hun eigen gelederen in plaats van uitgebreide klopjachten uit te voeren en wees op de acties en het beleid van Erdogan als een aanzienlijke dreiging. Hij bekritiseerde het rapport omdat het “de dictator in Turkije het exclusieve recht geeft om Koerden te doden, waar ze zich ook bevinden, terwijl het tegelijkertijd het recht van het Koerdische volk criminaliseert om zich tegen de staatsterreur van Erdogan’s Turkije te verdedigen.” Hîwa benadrukte de legitimiteit en rechtmatigheid van de Koerdische strijd voor vrijheid en riep Europese landen op om prioriteit te geven aan mensenrechten boven economische belangen en de ware aard van terrorisme te erkennen.