Opnieuw drone-aanvallen op infrastructuur in Noord- en Oost-Syrië

  • Rojava/Noord- en Oost-Syrië

Na de bombardementen van vrijdagavond voerde het Turkse leger opnieuw luchtaanvallen uit op de autonome regio in het noorden en oosten van Syrië. In Dêrik (al-Malikiya) lieten gevechtsdrones zaterdagavond laat bommen vallen op doelen in de regio Koçerat. Tot de doelen behoorde de omgeving van het dorp Gir Kendal, ongeveer 25 minuten rijden ten zuiden van het stadscentrum; volgens nog onbevestigde berichten werden ook servicepunten aangevallen. Verdere drone-aanvallen werden kort daarna gericht op Tirbespiyê (al-Qahtaniyya). Daar werden de landbouwbank en een oliefaciliteit in het dorp Girdahol, ten zuidwesten van de stad, gebombardeerd. Het was aanvankelijk onduidelijk of er gewonden waren. De omvang van de vernielingen door de aanvallen kon nog niet worden vastgesteld vanwege de aanhoudende luchtactiviteit van gevechtsvliegtuigen.

Aanvallen na spoedvergadering met Erdoğan

De drone-aanvallen op de steden Dêrik en Tirbesiyê, die in het kanton Cizîrê liggen, volgden op een spoedvergadering van Turkse regeringsleden. President Recep Tayyip Erdoğan vergaderde in Istanbul met de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie, de minister van Binnenlandse Zaken, de chef-staf en het hoofd van de inlichtingendienst om de situatie van zijn leger in Zuid-Koerdistan (Koerdische Regio van Irak, afgekort KRI) te bespreken. De guerrilla’s van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) hadden daar de afgelopen dagen een grote aanval uitgevoerd op de Turkse bezettingstroepen. Strategisch belangrijke posities werden heroverd in de regio Zap en strijders zouden een basis in Metîna hebben aangevallen. De verliezen aan de kant van het Turkse leger zouden hoog zijn; Ankara zelf gaf toe dat negen militairen zijn omgekomen. Turkije geeft zelden zijn verliezen toe in zijn “oorlog tegen terreur” en verzwijgt systematisch het werkelijke aantal gedode soldaten.

Nog meer oorlogsmisdaden aangekondigd

“Turkije zal niet toestaan dat zich aan zijn zuidgrenzen een terroristische staat vormt”, verklaarde het kantoor van Erdoğan na de spoedvergadering op de gebruikelijke manier, waarbij het aankondigde dat er verdere aanvallen op Noord- en Oost-Syrië en Rojava zouden volgen, evenals tegen de Koerdische regio van Irak. “Onze strijd zal doorgaan tot de laatst overgebleven terrorist is geneutraliseerd en de terreurmoerassen in Irak en Syrië zijn drooggelegd.” Turkije oefent al jaren staatsterreur uit tegen beide buurlanden. Zuid-Koerdistan en de PKK-guerrilla’s liggen onder vuur sinds het begin van de “totale oorlog”, die begon in de zomer van 2015 nadat Erdoğan het dialoogproces met de Koerdische beweging had afgebroken op een moment dat de kans op een politieke oplossing voor de Koerdistan-kwestie nog nooit zo groot was geweest. En na twee invasies in 2018 en 2019 die tot zware verliezen leidden, wordt het noorden en oosten van Syrië ook geconfronteerd met een oorlog die soms met een lagere en soms met een hogere intensiteit wordt gevoerd – naast massale luchtoffensieven die de hele infrastructuur van de regio effectief hebben lamgelegd.

Aanvallen op Rojava door de dood van soldaten in Noord-Irak?

Het is belangrijk om te begrijpen waarom de militaire agressie van de Turkse staat tegen Rojava en Zuid Koerdistan de laatste maanden is geëscaleerd. Aan de ene kant is het een strategisch en ideologisch doel van de Turkse staat om de Koerdische vrijheidsbeweging te verpletteren en de Koerdische samenleving te onderwerpen aan zijn assimilatiebeleid. Maar het is ook een daad die gericht is op het huidige politieke klimaat. Ankara neemt systematisch zijn toevlucht tot de beproefde middelen om de aandacht af te leiden van interne crises door middel van de anti-Koerdisch gemotiveerde “strijd tegen terreur” – en rechtvaardigt de aanvallen in Noord- en Oost-Syrië en de KRI met “vergelding” voor de dood van zijn soldaten in “grensoverschrijdende operaties”, terwijl het tegelijkertijd verwijst naar het recht op zelfverdediging in overeenstemming met artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Het internationaal recht erkent het recht op vergelding echter niet. Dat Turkije desondanks zijn agressieve oorlogsvoering kan voortzetten en oorlogsmisdaden kan begaan, is ook te danken aan de internationale gemeenschap, die de staatsterreur van zijn partner tegen de Koerdische bevolking negeert en tolereert.

Verklaring verwacht van HPG

De Volksverdedigingskrachten (Hêzên Parastina Gel, HPG), één van de twee guerrillaorganisaties van de PKK, hebben nog geen commentaar gegeven op hun operaties in Zap en Metîna. Er wordt verwacht dat een verklaring met de resultaten van de operaties in de loop van zondag zal worden gepubliceerd.

Turkije bombardeert Noord-Syrië