Twee burgers ontvoerd in het door Turkije bezette Afrin

Afrin
  • Rojava/Noord- en Oost-Syrië

De zogenaamde “Burgerpolitie” – huurlingen en agenten van de Turkse inlichtingendienst (MIT) hebben twee burgers ontvoerd uit het door Turkije bezette kanton Afrin in het noorden van Syrië.

Volgens berichten van ter plaatse werd de 33-jarige Emîn Remzî Kêlo uit het dorp Sorke in het district Rajo ontvoerd uit het huis van de vader van zijn vrouw in het dorp Erende in het district Shiye. Ook werd een 27-jarige vrouw met de naam Emîne Beşîr Silêman ontvoerd uit het district Jindires.

In een ander geval vroegen de huurlingen aan Fewzî Ebo, een inwoner van het dorp Duraqliya in het district Shera, om een losgeld van 3 duizend dollar te betalen om in zijn huis te kunnen blijven wonen.

In een verklaring op 1 oktober meldde de mensenrechtenorganisatie Afrin-Syrië de ontvoering van drie burgers, waaronder een vrouw, uit een dorp in het district Mabata.

Het kanton Afrin was het meest westelijke kanton van Rojava en Noord- en Oost-Syrië, waar 200.000 etnische Koerden woonden. Hoewel de bevolking overwegend Koerdisch was, woonden er naast soennitische moslims ook verschillende religieuze groepen, waaronder Yazidi’s, Alawieten en christenen.

Op 20 januari 2018 lanceerde Turkije luchtaanvallen op 100 locaties in Afrin, als het begin van een invasie die ze ‘Operatie Olijftak’ noemden.

De Turkse luchtmacht beschoot lukraak zowel burgers als posities van de Volksbeschermingseenheden (YPG) en Vrouwelijke Volksbeschermingseenheden (YPJ)  terwijl een grondaanval werd uitgevoerd door facties en milities georganiseerd onder de paraplu van het door Turkije gesteunde ‘Nationale Leger’.

Op 15 maart hadden door Turkije gesteunde milities de stad Afrin omsingeld en onder artilleriebeschietingen geplaatst. Een Turkse luchtaanval trof het enige functionerende ziekenhuis van de stad, waarbij 16 burgers omkwamen.

Burgers vluchtten en de Syrische Democratische Krachten (SDF) trokken zich terug, en op 18 maart had Turkije Afrin de facto bezet. Tussen de 400 en 500 burgers stierven tijdens de invasie, voornamelijk als gevolg van Turkse bombardementen. Andere burgers werden ter plekke geëxecuteerd.

Vóór de Turkse invasie was Afrin een van de vredigste en veiligste delen van Syrië, waar tijdens de burgeroorlog vrijwel nooit gevechten plaatsvonden, afgezien van incidentele schermutselingen tussen YPG/YPJ en jihad-troepen aan de grenzen. Als gevolg daarvan bood Afrin een vreedzaam toevluchtsoord aan meer dan 300.000 ontheemden van elders in Syrië.