VN-rapport beschuldigt Turkije van oorlogsmisdaden

De VN Mensenrechtenraad geeft het Turkse beleid in Syrië een vernietigend rapport. Het rapport legt de nadruk op ontvoeringen, martelingen, buitengerechtelijke executies en drone-aanvallen op de burgerbevolking in Noord-Syrië.

De VN-Mensenrechtenraad heeft maandag het “Rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie inzake de Arabische Republiek Syrië” gepubliceerd. In dit rapport heeft de Verenigde Naties (VN) niet alleen forse kritiek geuit op het Syrische regime, maar ook op Turkije.

Blokkade na aardbeving door regime en door Turkije gesteunde huursoldatengroepen

De aardbeving in februari heeft niet alleen Noord-Koerdistan getroffen, maar vooral ook Noordwest-Syrië en Afrin. In plaats van hulp werden er Turkse aanvallen gelanceerd. Terwijl de VN zweeg over de Turkse aanvallen op de autonome gebieden in Noord- en Oost-Syrië, waarbij minstens twee aardbevingsslachtoffers vielen en velen gewond raakten, benadrukt het VN-rapport de verscherping van de blokkade van de regio na de aardbeving. Zowel het Assad-regime als door Turkije gesteunde huursoldatengroepen hebben de toegang tot hulpgoederen voor de regio afgesneden, zoals bevestigd wordt in het VN-rapport. De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties bekritiseert het Syrische leger omdat het “zware obstakels” heeft opgeworpen voor hulpverlening door internationale niet-gouvernementele organisaties als gevolg van de aardbevingen. Dit had vooral betrekking op de opslag en distributie van hulpgoederen, waarbij het regime met name controle uitoefende over wie van de hulp zou profiteren. De door de Syrische Arabische Armee (regime-troepen) opgelegde blokkade trof vooral de “overwegend door Koerden bewoonde gebieden” die getroffen waren door de aardbevingen. De VN-Mensenrechtenraad noemt specifiek de voortdurende blokkade van de autonome wijken van Aleppo, Sheikh Maqsoud en Ashrafiyah.

Maar niet alleen het regime blokkeerde de bevoorrading van de bevolking in Noord-Syrië. Zo staat er: “Andere conflict partijen belemmerden de inspanningen om humanitaire hulp over de conflictlijnen te brengen. De leiders van Hayat Tahrir al-Sham hebben openlijk hun bereidheid uitgesproken om hulpleveringen van de regering naar het noordwesten toe te laten, en rechtvaardigden dit door een gebrek aan capaciteit om hulpverlening te vergemakkelijken en de politisering van hulp. Een konvooi dat brandstof moest brengen van de autonome administratie (zelfbestuur) verbonden met de Syrische Democratische Krachten naar de gemeenschappen in Efrin, die gecontroleerd worden door het Syrische Nationale Leger, werd op 10 februari de toegang geweigerd. De weigering werd gemotiveerd door het argument dat de hulp politiek gekleurd kon zijn.”

SNA en HTS – twee gezichten van de Turkse bezetting

Het Syrische Nationale Leger (SNA) is een conglomeraat van Turks-nationalistische rechtsextremisten en jihadisten, die onder leiding van de Turkse inlichtingendienst MIT de regio bezetten en berucht zijn voor systematische terreur, vooral tegen de Koerdische bevolking. Hayat Tahrir al-Sham (HTS) is een tak van al-Qaida en staat nu volledig onder controle van de Turkse regering. De VN kunnen niet om de terreur in de bezette gebieden heen en beschrijven deze ook. Ze noemen echter de verantwoordelijkheid van Turkije niet direct, maar blijven steken bij het beschuldigen van de marionetten van het Turkse bezettingsregime van schendingen van het internationaal recht: “Door de dringend benodigde onpartijdige humanitaire hulp van de regering en andere partijen aan behoeftigen in het noordwesten en noorden van het land te weigeren, hebben Hayat Tahrir al-Sham en het Syrische Nationale Leger hun verplichtingen onder het humanitair volkenrecht geschonden.”

Ernstige mensenrechtenschendingen en executies door Hayat Tahrir al-Sham

De VN beschuldigen met name Hayat Tahrir al-Sham van ernstige schendingen van de mensenrechten. HTS is actief in Idlib, maar ook in alle andere door Turkije gecontroleerde en bezette gebieden onder Turkse regie. Vaak treedt HTS op onder de vlag van andere groepen, zoals Ahrar al-Sham. Onlangs was HTS ook betrokken bij de huidige aanvallen op de autonome regio rond Manbij. De VN rapporteren over ernstige marteling en willekeurige arrestaties door HTS. Gevangenen zouden met geweerkolven en slangen geslagen worden om bekentenissen af te dwingen. Er wordt melding gemaakt van het geval van een man die werd ontvoerd vanwege kritische berichten op sociale media. Hij werd als homoseksueel bestempeld, naakt uitgekleed en bewakers urineerden op hem terwijl ze hem filmden. De VN melden dat er in de door HTS gecontroleerde regio’s een sfeer van angst en verklikking heerst.

De VN rapporteren over twee video’s die de “Veiligheidsdienst” van HTS in 2022 en mei 2023 heeft vrijgegeven. Hierop zijn een tiental gevangenen te zien in uniformen die lijken op gevangenispakken, die vermeende terroristische aanslagen of samenwerking met de regering “bekennen”. In één video zijn tekenen van marteling te zien aan het lichaam van sommige gevangenen. In een eerder gedocumenteerd geval volgde op een soortgelijke openbare bekentenis van een gevangene zijn executie. De VN waarschuwen dat dit erop wijst dat deze gevangenen een vergelijkbaar lot te wachten staat, aangezien HTS doorgaat met wijdverbreide executies.

Het rapport concludeert met betrekking tot HTS: “De Commissie heeft redelijke gronden om aan te nemen dat leden van Hayat Tahrir al-Sham nog steeds willekeurig mensen van hun vrijheid beroven en hen soms in isolatie vasthouden, ook omdat ze hun politieke mening vreedzaam hebben geuit, en dat leden van Hayat Tahrir al-Sham marteling en wrede behandeling hebben begaan die kan worden beschouwd als een oorlogsmisdaad. Met betrekking tot de executie in maart zijn er redelijke gronden om aan te nemen dat leden van Hayat Tahrir al-Sham vonnissen hebben uitgesproken en executies hebben uitgevoerd zonder voorafgaand aan een regulier ingesteld gerechtshof dat alle algemeen als essentieel erkende wettelijke waarborgen biedt, tot een uitspraak te komen. Dit kan een oorlogsmisdaad vormen.”

Moorden, martelingen en ontvoeringen door het Syrische Nationale Leger

Het door Turkije samengestelde huursoldatenbondgenootschap van het Syrische Nationale Leger wordt door de VN-Mensenrechtenraad eveneens verantwoordelijk gehouden voor ernstige misdrijven. Een ernstig misdrijf wordt expliciet beschreven: “Op 20 maart werden vier Koerdische mannen voor hun huis in Cindires-Afrin doodgeschoten door leden van de Syrische Nationale Legerfractie al-Sharqiyah. Een dove 15-jarige werd bij het incident gewond, dat plaatsvond terwijl de mannen thuis Newroz vierden. Familieleden van een van de overledenen zeiden dat twee leden van de groep naar de mensen toe kwamen, hen uitscholden en hen “vuuraanbidders” noemden voordat ze begonnen te vechten en stenen gooiden. De twee factieleden brachten vervolgens twee andere leden en begonnen te schieten met geweren. Drie Koerdische mannen uit dezelfde familie stierven ter plekke, en naar verluidt werden hun lichamen ook meerdere malen beschoten. Een vierde Koerdische man raakte gewond en stierf de volgende dag. Een getuige zei dat ze zich tot twee lokale leiders van de groep had gewend. Eén van hen vroeg de mannen om te stoppen met schieten, maar tevergeefs. Op 26 maart kondigde de “minister van Justitie” van de “Syrische Overgangsregering” aan dat vijf mannen waren gearresteerd voor de moorden.” Het beschimpen als “vuuraanbidders” is een typische belediging van Ezidi’s door islamisten. Dit voorbeeld toont de racistische, maar ook religieuze vervolging in de regio aan.

De VN rapporteert ook over talloze gevallen van foltering door de SNA. Een voorbeeld: “Zo werd bijvoorbeeld een Arabische man, die op krukken liep, samen met zijn tienerzoon in mei vier dagen lang vastgehouden door de burgerpolitie die aan het Syrische Nationale Leger was verbonden in al-Bab. De man werd geblinddoekt, geboeid en op de grond gezet tijdens het verhoor. Hij kreeg slagen in het gezicht en op de borst en werd mishandeld met stokken en kabels. Er werden ook slagen toegediend op de zolen van zijn blote voeten (Falaqa). Dit duurde bijna een uur, terwijl ze hem herhaaldelijk vroegen om een diefstal te bekennen. De zoon werd op soortgelijke wijze geslagen en bekende uiteindelijk.”

SNA-foltering in bezet Serêkaniyê

Ook in het door Turkije bezette Serêkaniyê (Ras al-Ain) melden de VN ernstige aanvallen en folteringen door de SNA. Veel van de slachtoffers van willekeurige arrestaties, mishandeling en foltering waren Koerdisch en werden verdacht van banden met de Koerdische Volksverdedigingseenheden (YPG), de Democratische Krachten van Syrië (SDF) of de regering te hebben. Een Koerdische man, die begin 2023 na bijna zes maanden gevangenschap werd vrijgelaten nadat hij had geprobeerd de grens met Turkije over te steken, werd gemarteld tijdens ondervragingen door de burgerpolitie in Serêkaniyê vanwege zijn vermeende banden met de Democratische Krachten van Syrië. Hij werd dagelijks tien tot twaalf dagen lang ondervraagd en gemarteld, waaronder Falaqa, slagen, Shabeh (ophangen aan één of twee ledematen gedurende lange perioden) en Dulab (gedwongen worden in een autoband). Dit ging door totdat hij alles bekende wat de ondervragers wilden horen. Hij werd op borgtocht vrijgelaten tot aan het proces. De vrouw van een andere Koerdische gevangene, die begin 2023 was vrijgelaten na te zijn gearresteerd door de burgerpolitie in Rai op verdenking van diefstal, vertelde aan de commissie dat haar man was gemarteld, onder meer met elektroshocks op zijn genitaliën. Ze zei dat haar man zo getraumatiseerd was door de martelingen dat hij niet in staat was om over zijn ervaringen te praten. Naast verdere buitengerechtelijke executies meldt de commissie onderzoeken naar verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld door SNA-leden.

Turkse agenten betrokken bij martelingen

Het rapport bevestigt de aanwezigheid van Turkse agenten in detentiecentra in bezet Serêkaniyê, Girê Spî en Akhtarin en Kilis. Een Koerdische gevangene daar vertelde aan de Mensenrechtenraad hoe hij werd gemarteld in aanwezigheid van een Turkse staatsfunctionaris die via een tolk sprak: “Hij beschreef hoe hij in de herfst van 2022 werd geslagen en geschopt door een Turkse ambtenaar (die via een tolk sprak) tijdens een verhoor. Hij werd geslagen met een stok op zijn hoofd en lichaam. Vervolgens moest hij op de grond gaan liggen terwijl iemand met militaire laarzen op zijn been, gezicht en hoofd trapte.” Er zijn meer meldingen van mishandeling en marteling. Tegelijkertijd meldt de commissie dat de Turkse geheime dienst druk uitoefent op de gevangenen om hun familieleden af te persen om als agenten te werken.

In het rapport wordt geconcludeerd: “De commissie heeft gegronde redenen om aan te nemen dat leden van het Syrische Nationale Leger nog steeds willekeurig personen van hun vrijheid beroven en mogelijk het oorlogsmisdrijf van marteling en wrede behandeling hebben begaan. De moord op Koerdische mannen in Cindires zou kunnen wijzen op het oorlogsmisdrijf van moord (…) Turkije blijft gebonden aan haar verplichtingen krachtens het internationale recht inzake mensenrechten en humanitair recht, met inbegrip van de voorkoming van marteling wanneer haar functionarissen aanwezig zijn.” Het feit dat het rapport zelf vermeldt dat Turkse functionarissen duidelijk betrokken zijn bij de martelingen, lijkt in de conclusie geen vermelding waard te zijn.

Turkse drone-aanvallen op Noord- en Oost-Syrië

De VN rapporteert verder over drone-aanvallen op de burgerbevolking. Ze beschrijven enkele representatieve gevallen, maar benadrukken dat dit slechts het topje van de ijsberg is: “Bij een incident op 18 januari sloeg vermoedelijk een door een drone afgevuurde Turkse lucht-grondraket in de vroege namiddag in op een pick-up truck die zich op de weg Qamişlo-Malikiyah, [Dêrik] 7 kilometer ten oosten van de stad Qahtaniyah, bevond, in de buurt van een supermarkt die gedeeltelijk werd verwoest door de aanval. Twee mannen in de pick-up werden gedood, evenals een burger en een 11-jarige jongen in de supermarkt. Verschillende andere burgers, waaronder kinderen, raakten gewond. Bij een ander incident op 20 juni, dat nog wordt onderzocht, werden naar verluidt drie burgers (twee vrouwen en een man) gedood en raakte een burger gewond bij een soortgelijke vermoedelijke Turkse aanval.”

De kritiek van de VN is zwak

De luchtaanval van 18 januari past in het patroon van eerdere Turkse drone-aanvallen. Gezien het tijdstip en de locatie van de aanval zou de aanvaller normaal gesproken moeten hebben geweten dat zich in de buurt burgers konden bevinden. De verantwoordelijke partij heeft daarom mogelijk nagelaten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om het toevallige verlies van burgers, verwonding van burgers en schade aan burgerobjecten te voorkomen of op zijn minst te minimaliseren. Ook hier wordt niet eens bekritiseerd dat aanvallen op de YPG en de SDF ongeprovoceerde aanvallen zijn op de defensiekrachten van een ander land.

Conclusie – Geen van de misdaden zou kunnen plaatsvinden zonder Turkse steun

Hoewel het rapport duidelijk probeert Turkije, een NAVO-lidstaat, buiten de misdaden in Syrië en Rojava te houden, geeft dit rapport het regime van Erdoğan een verwoestend verslag en maakt het duidelijk dat het regime in Ankara oorlogsmisdaden begaat. Geen van de misdaden van HTS of SNA zou kunnen plaatsvinden zonder de steun van Turkije, omdat deze misdaden plaatsvinden in door Turkije illegaal bezette gebieden onder Turkse controle. Zelfs de commissie moet toegeven dat Turkse MIT-functionarissen herhaaldelijk aanwezig zijn bij martelingen. Net als bij drone-aanvallen worden in het VN-rapport slechts enkele representatieve gevallen genoemd. Dit is echter al voldoende om de omvang van de misdaden in de regio te suggereren.