We gaan hier niet weg! – Nationaal instituut voor inheemse volken al 3 jaar bezet

  • Mexico

De inheemse Otomí-gemeenschap bezet al drie jaar een overheidsinstantie in Mexico-Stad. Als onderdeel van de internationale karavaan naar de Zapatistische gebieden naar aanleiding van het 30e jaar van “de oorlog tegen de vergetelheid”, bezochten ongeveer 25 internationalisten de bezetting en spraken met vertegenwoordigers.

Het “Casa de los Pueblos y Comunidades Indígenas Samir Flores Soberanes” (Huis van Inheemse Volkeren en Gemeenschappen Samir Flores Soberanes, genoemd naar de in 2019 vermoorde inheemse Nahua-activist) is een kantoorgebouw van zes verdiepingen ten zuidwesten van het centrum van Mexico-Stad. Tot 12 oktober 2020 stond het bekend als het Nationaal Instituut voor Inheemse Volken (INPI).

Toen de Otomí het die dag bezetten terwijl het nog in bedrijf was, was dat bedoeld als een symbolische actie. Ze wilden hun lang genegeerde eis voor fatsoenlijke huisvesting benadrukken, die ondanks tientallen jaren van strijd en verschillende pogingen tot dialoog met de regering niet was ingewilligd. Op die dag verlieten 800 kantoormedewerkers het door politie omsingelde gebouw via de nooduitgang – en zijn tot op de dag van vandaag niet teruggekeerd.

De Otomí hernoemden het zonder meer en zorgden ervoor dat het gebouw eindelijk zijn ogenschijnlijke doel vervulde: het welzijn van de inheemse bevolking van Mexico dienen. De ongeveer 20.000 stukken inheemse kunst die in het geheim werden opgeslagen in de kelder van het INPI en dateren uit de 17e eeuw, illustreren hoe weinig dit vroeger gebeurde. De Otomí vermoeden een enorme handel in geroofde kunst.

Na de bezetting namen 80 families hun intrek in het voormalige kantoor, waarmee ze niet alleen de tijdelijke woonruimte creëerden die ze nodig hadden, maar ook een ontmoetingsplaats voor resistente inheemse gemeenschappen en andere organisaties. Sindsdien heeft het Casa de los Pueblos vaak gediend als locatie voor vergaderingen en conferenties, maar ook als overnachtingsplaats, bijvoorbeeld voor de Zapatista-delegatie voordat deze vertrok op haar “Reis voor het Leven” naar Europa in 2021.

Sinds de sensationele bezetting zijn de Otomí bekend tot ver buiten Mexico Stad. Tijdens de bijeenkomst in de vergaderzaal van het Casa de los Pueblos merkt een van de compañeras lachend op: “We hadden nooit verwacht plotseling beroemd te worden.” Hun verzet als comunidad (gemeenschap) in Mexico Stad duurt immers al veel langer en ze hebben zelden iets anders meegemaakt dan marginalisatie en discriminatie. Tussen 40 en 50 jaar geleden verlieten veel Otomí hun huis in Santiago Mexquititlán omdat een nieuwe dam tot een watertekort leidde. Ze konden geen werk of huisvesting vinden in de hoofdstad. Ze leefden in parken, straten en metrostations, voortdurend blootgesteld aan racistische vernederingen door de politie en “medeburgers”. Ze werden (en worden nog steeds) racistisch beledigd, bekogeld met afval, zelfs fysiek aangevallen en soms werd hun behandeling in het ziekenhuis geweigerd. Politieagenten verbieden hen willekeurig om hun goederen te verkopen of nemen ze in beslag. De Otomí verkopen voornamelijk zelfgemaakte poppen, die soms door agenten in beslag worden genomen en vervolgens onder valse voorwendselen van herkomst elders worden verkocht.

Toen de verwoestende aardbeving van 19 september 1985 hele hoge gebouwen verwoestte en de corrupte staatsstructuren niet in staat bleken om de wederopbouw te organiseren, verwijderden de Otomí zelf het puin van drie woongebouwen in de oude “Roma”-wijk en bouwden kleine wijken van golfplaten hutten. Van hieruit zetten ze hun strijd voor het recht op huisvesting voort. De regering negeerde hen. Het enige antwoord was repressie en in 1998 werd een van de nederzettingen zelfs in brand gestoken door racistische buren.

Op 19 september 2017, precies 32 jaar na de grote aardbeving, werd Mexico-Stad opnieuw opgeschrikt door een aardbeving. Weer een jaar later, terwijl de Otomí de slachtoffers van beide aardbevingen herdachten, drong de politie een van de huizen binnen en zette hen eruit. De Otomí hadden er genoeg van. Geïnspireerd door de Zapatistas en met de hulp van jarenlange compas van de linkse stedelijke massabewegingen, organiseerde een deel van de Otomí comunidad zich en bezette uiteindelijk het Nationaal Instituut voor Inheemse Volken, met de publieke steun van het EZLN en CNI.

De bezetting was in veel opzichten een keerpunt. Voor het eerst in meer dan 40 jaar hadden de Otomí een stabiel huis met elektriciteit en stromend water, een ruimte om zich te organiseren. Hun succes moedigde hen aan en hun zelfvertrouwen tegenover de onderdrukker van de staat groeide. Maar de meest doorslaggevende verandering betrof waarschijnlijk de rol van de vrouwen: Terwijl ze voorheen behoorlijk geïsoleerd van elkaar in hun hutten leefden, kwamen ze nu samen, praatten met elkaar, ontdekten gemeenschappelijke problemen en vonden een gemeenschappelijke taal. “Ik realiseerde me niet dat ik vroeger rechten had!” vertelt een van de Otomí-vrouwen, die allemaal zelfverzekerd de vergadering bijwonen en een veel groter aandeel in het gesprek hebben dan de mannen.

Gesteund door feministische collectieven uit de stedelijke radicaal-linkse beweging begonnen ze deze rechten op te eisen van hun eigen mannen. In het Casa de los Pueblos verboden ze de consumptie van alcohol (al een beslissende stap in de strijd van de Zapatistas tegen huiselijk geweld). De mannen moeten net zo goed meehelpen als de vrouwen met taken als schoonmaken, koken of tortilla’s maken, die nu collectief worden georganiseerd via commissies. Ze hebben hun stem laten horen binnen de organisatie en vertegenwoordigen zelfverzekerd hun perspectieven. Ze vertegenwoordigen nu de strijd van de Comunidad naar de buitenwereld en vormen samen met hun kinderen vaak de eerste rij bij demonstraties – duidelijk herkenbaar aan hun traditionele kleding, die ze nu weer dragen, omdat ze schaamte en vernedering hebben overwonnen en met trots hun inheemse identiteit tonen en behouden.

De Otomí in het Casa de los Pueblos zijn er ook trots op dat ze zich niet laten coöpteren en niet samenwerken met politieke partijen of staatsinstellingen. Dit radicale verzet is hard en niet iedereen die het huis oorspronkelijk bezette, is er nog.Op 12 oktober van dit jaar nog greep de politie een wegblokkade aan om te proberen het huis te ontruimen – in samenwerking met gewapende groepen in burgerkleding.”Wat ga je doen als ze met wapens tegenover je staan en je alleen je handen hebt om jezelf te verdedigen?Als ze ons hier hadden weggejaagd, hadden we niets meer gehad, dus namen we wat we hadden: buizen, palen, …”. De Otomí konden de aanval afslaan.

Het is deze vastberadenheid en veerkracht die niet alleen indruk op ons maakt, maar blijkbaar ook de staat dwingt om toe te geven. Toen de elektriciteit van het Casa de los Pueblos werd afgesloten, blokkeerden ze de hoofdweg voor het gebouw totdat de elektriciteit weer werd hersteld. Ze benadrukken: “We laten ons niet intimideren of vermoeien door de repressie, integendeel. We zullen nog vastberadener zijn!”

De Otomí hebben al de onteigening verkregen van een van de percelen waarop ze eerder illegaal woonden. De regering eist dat ze het INPI verlaten, maar de voorwaarden zijn duidelijk: de Otomí eisen niet alleen woonruimte voor zichzelf. Eerst moet de staat een nieuw Casa de los Pueblos bouwen, met ruimtes voor de kinderen, voor vergaderingen en conferenties, om samen te koken en te eten, voor een radiostation en een gemeenschappelijke verkoopruimte. Ze eisen ook dat hun rechten als Mexicaanse burgers in de praktijk worden erkend.

Ze zullen het regeringsgebouw pas verlaten als aan al deze eisen is voldaan.