Vervolg conferentie “Rechten en Vrijheden in Turkije: Recht, Gevangenissen en de Koerdische Kwestie”

Advocaat Cengiz Yürekli van het advocatenkantoor Asrın sprak op de conferentie “Rechten en Vrijheden in Turkije: Recht, Gevangenissen en de Koerdische Kwestie” georganiseerd door de Europese Vereniging van Advocaten voor Democratie en Wereldwijde Mensenrechten (ELDH) en de Vereniging voor Democratie en Internationaal Recht (MAF-DAD). De conferentie vond plaats In het Europees Parlement in Straatsburg, in samenwerking met de Linkse Partij (Die Linke) en de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D).

Advocaat Yürekli sprak over isolatie en de situatie in gevangenissen met betrekking tot de Imrali-ervaring.

Dit is de tekst van zijn toespraak:

“De status van de İmralı-gevangenis en het juridische regime dat aan de heer Öcalan wordt opgelegd, vereist diepgaande discussie en nieuwe conceptualisering. De begrippen ‘vijandelijk strafrecht’ en de ‘noodtoestand’, die worden gebruikt om de onregelmatige en anomalie toepassing van de wet te beschrijven, komen naar mijn mening niet overeen met de situatie in de İmralı-gevangenis. Want in beide gevallen vindt discriminatoire toepassing of opschorting van de wet plaats op basis van een wettelijke norm. Dat geldt niet voor de zaak van de İmralı-gevangenis en de heer Öcalan. Theoretisch gezien vallen beiden onder dezelfde wetten die de rest van het land beheersen. In de praktijk slagen deze wetten er echter niet in om de İmralı-gevangenis te bereiken. In dit opzicht kunnen we İmralı eigenlijk niet definiëren als een gevangenis. Gevangenissen worden gedefinieerd door wetten die hun architectonische structuur bepalen, de rechten van gevangenen, hoe deze rechten kunnen worden uitgeoefend en onder welke omstandigheden deze rechten kunnen worden beperkt. Dat geldt niet voor de İmralı-gevangenis. De praktijken in deze gevangenis, hoewel geautoriseerd door de staat, voldoen niet aan de wettelijke criteria om te kwalificeren als vrijheidsbeneming. In feite zijn ze dichter bij het misdrijf ‘illegale vrijheidsberoving’ zoals gespecificeerd in het binnenlandse strafrecht.

İmralı-gevangenis werd in 1999 opgericht, specifiek voor de heer Öcalan. Het bevindt zich op een eiland dat vervolgens werd verklaard tot een beperkt militair gebied. Bezoeken, correspondentie en alle soortgelijke zaken zijn onderworpen aan een regime en toestemmingsprocedure die niet verankerd zijn in de wetgeving. Gedurende 10 jaar en 9 maanden was Öcalan de enige gevangene in İmralı. Hij had slechts één uur per dag toegang tot frisse lucht en had alleen een radio met één kanaal. Gedurende deze tijd had hij geen andere gevangenen om contact mee op te nemen, geen televisie. Vervolgens werden andere veroordeelden overgebracht naar de İmralı-gevangenis. Tegenwoordig zijn er in totaal vier van hen. Volgens de gegevens van de CPT mogen ze vijf uur per week bij elkaar komen, één uur per dag. De rest van de tijd, dat wil zeggen 23 uur per dag op doordeweekse dagen en het hele weekend, brengen ze volledig alleen door in hun cellen.

Helaas kunnen we geen gedetailleerdere informatie verstrekken over de huidige leefomstandigheden van onze cliënten in de gevangenis, omdat we worden belet om hen te zien en de uitvoeringsomstandigheden te controleren. We hebben geen manier om te weten welke rechten ze genieten en in hoeverre. Er is geen controlemechanisme dat de Imralı-gevangenis bewaakt en de bevindingen ervan deelt met het publiek. Volgens de nationale wetgeving is er meer dan één instantie belast met een dergelijke functie. Er is echter al 24 jaar lang geen enkel bezoek of inspectie geweest. Onafhankelijke delegaties hebben keer op keer verzocht om toestemming te krijgen om de gevangenis te bezoeken, maar deze verzoeken werden steevast afgewezen. Daarom is het enige en meest recente beschikbare gegevens het rapport van het CPT over zijn bezoek aan de gevangenis in 2019. De laatste keer dat we iets van onze cliënten in de Imralı-gevangenis hoorden, was tijdens een telefoongesprek op 25 maart 2021. Gedurende de 27 maanden die sindsdien zijn verstreken, hebben we geen toegang gehad tot enige informatie over hun situatie.

Voor een beter begrip van de detentieomstandigheden in de Imralı-gevangenis kunnen we de rechten zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving vergelijken met de praktijk die onze cliënten wordt opgelegd. De heer Veysi Aktaş, in tegenstelling tot onze andere cliënten, zit een levenslange gevangenisstraf uit in de Imralı-gevangenis. Hij zit sinds maart 2015 in de gevangenis. Gedetineerden met zijn status hebben het recht om eens per week en vier keer per maand bezoek te ontvangen van familieleden, plus hetzelfde aantal telefoontjes. Grofweg geschat betekent dit dat ze hun familie meer dan 50 keer per jaar kunnen zien en ook meer dan 50 keer per jaar contact met hen kunnen opnemen via de telefoon. Deze aantallen worden gehalveerd als het gaat om gedetineerden die een verergerde levenslange gevangenisstraf uitzitten, wat het geval is voor onze drie andere cliënten in de Imralı-gevangenis. Dienovereenkomstig had Veysi Aktaş tijdens zijn acht jaar in Imralı 400 familiebezoeken en evenveel telefoongesprekken met familieleden moeten kunnen ontvangen. Onze andere cliënten hadden 200 bezoeken moeten kunnen ontvangen en evenveel telefoongesprekken moeten kunnen voeren. Tijdens deze periode ontving Veysi Aktaş echter slechts drie fysieke bezoeken en mocht hij vanwege de pandemie slechts één keer telefoneren. Zijn contact met zijn familie komt neer op een totaal van drie uur. Dit is alles wat hem in meer dan acht jaar contact met de buitenwereld is toegestaan. Hoewel zijn advocaten en hijzelf volhardend hun verzoeken bij de autoriteiten indienen, is hem tot nu toe niet toegestaan om een advocaat te zien.

In lijn met de maatregelen die zijn genomen in verband met de COVID-19-pandemie, die twee jaar zijn voortgezet, kregen gevangenen in heel Turkije het dubbele aantal telefoonrechten. Maar zelfs tijdens deze tijden van grote angst en onzekerheid kregen onze cliënten in İmralı-gevangenis dit recht niet toegekend. Na een verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië op 6 februari 2023 kregen gevangenen waarvan de families in het aardbevingsgebied woonden, het recht om contact met hen op te nemen via de telefoon door een besluit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit recht werd echter niet toegekend aan de gevangenen in İmralı-gevangenis, hoewel al hun familieleden in het aardbevingsgebied woonden. Hierdoor hebben onze cliënten geen enkele informatie over of een van hun familieleden ziek is geworden of gewond is geraakt of zelfs is overleden tijdens de pandemie en aardbeving. Volgens de nationale wetgeving mogen gevangenen telefonisch contact opnemen met hun families in geval van ernstige ziekte van familieleden van een bepaalde graad. In geval van overlijden van zo’n familielid mag de gevangene deelnemen aan de begrafenis- en rouwprocedures. Veysi Aktaş kreeg zelfs niet het recht om de telefoon te gebruiken toen zijn vader in november 2022 overleed. Tenzij de gevangenisadministratie hem de beleefdheid toonde om hem te informeren, weet Aktaş niet eens van het overlijden van zijn vader. Bovendien hebben wij en zijn familie geen informatie over zijn gezondheid, leefomstandigheden en veiligheid. We gaan ervan uit dat onze cliënten in İmralı worden vastgehouden, dat ze in goede geestelijke en lichamelijke conditie verkeren, dat ze niet aan enige mishandeling worden onderworpen en dat ze met elkaar mogen communiceren. Of liever gezegd, we willen graag geloven en oprecht hopen dat dit het geval is.

Hoewel we eerder hun medische dossiers hebben opgevraagd, zijn deze niet aan ons verstrekt. De privacy van het recht op gezondheid voorkomt niet dat de dossiers aan ons worden overhandigd. Als een persoon dit wenst, moeten deze dossiers aan zijn of haar advocaten of voogden worden gegeven. Ondertussen wordt onafhankelijke gezondheidscommissies ook de toegang tot de gevangenis ontzegd, zodat we geen informatie hebben over veranderingen in de gezondheidstoestand van onze cliënten.

Onze cliënten worden onderworpen aan disciplinaire straffen die familiebezoeken voorkomen en advocaatbezoeken verbieden. Deze straffen zijn de officiële reden voor de incommunicado-detentie van onze cliënten. Er is echter geen basis in de wetgeving om het contact van een veroordeelde met een advocaat te voorkomen of om zijn of haar contact met de buitenwereld volledig af te snijden. Integendeel, er zijn wettelijke waarborgen bedoeld om een dergelijke situatie te voorkomen. Wij, als gemachtigde vertegenwoordigers van onze cliënten, mogen de betreffende procedures namens hen niet nastreven en krijgen zelfs geen kopieën van de dossiers en vonnissen. De juridische persoonlijkheid van onze cliënten, hun juridische bestaan, wordt dus volledig vernietigd.

Deze toestand beperkt zich niet tot İmralı maar dreigt zich over het hele land te verspreiden. In de loop der tijd zijn er regelingen getroffen om een juridische basis te creëren voor de omstandigheden die sinds 1999 in İmralı-gevangenis heersen. Öcalan speelt daarom een beslissende rol bij de vormgeving en uitvoering van de wet op de strafuitvoering in Turkije. De maatregelen die zijn genomen om te voorkomen dat Öcalan zijn rechten uitoefent, zijn begonnen het binnenlandse recht in zijn geheel te omvatten, waar ze tegenwoordig breed worden toegepast.

Na talloze onsuccesvolle pogingen in de jaren ’90 kon het F-type gevangenissysteem alleen worden ingevoerd na de politieke en sociale veranderingen die werden teweeggebracht door de uitlevering van Öcalan aan Turkije. Het bestaan van een plaats als İmralı-gevangenis, dat wil zeggen een plaats van opsluiting voor één enkel persoon die volledig geïsoleerd is van de samenleving, bood niet alleen juridische legitimiteit voor de werking van F-type gevangenissen, maar had ook invloed op het breken van de weerstand van tegenovergestelde sociale krachten. De bouw van F-type gevangenissen betekende de veralgemening van een systeem van relatieve isolatie. Nadat dit systeem was geconsolideerd, volgde de ontwikkeling van de zogenaamde S- en Y-gevangenissystemen, die de mate van sociale isolatie verder verergerden.

Het EHRM oordeelde dat Öcalan geen eerlijk proces had gekregen en dat zijn recht op verdediging was geschonden en dat hij daarom opnieuw berecht moest worden. In aanwezigheid van zo’n vonnis hebben binnenlandse rechtbanken geen discretie om te beslissen of ze al dan niet accepteren dat er een reden voor herziening bestaat. Het vonnis van het EHRM is definitief en kan als zodanig niet worden geïnterpreteerd. Ondanks dit weigerden de betreffende rechtbanken in 2006 aan de vereisten van het EHRM-vonnis te voldoen, met als argument dat de procedurele fouten, dat wil zeggen de schendingen die door het EHRM waren gevonden, de straf van de aanvrager niet beïnvloedden omdat deze laatste hetzelfde zou zijn geweest zelfs zonder deze fouten. Helaas keurde het Comité van Ministers deze praktijk van de Turkse regering goed en sloot het dossier. Om elk hiaat te vermijden, werd een artikel toegevoegd aan het Wetboek van Strafvordering om te voorkomen dat Öcalan opnieuw berecht zou worden. Dit ging gepaard met de implicatie dat, volgens gegevens van het Ministerie van Justitie uit die tijd, 221 mensen werden vrijgesteld van hun recht op herziening. Naarmate de Raad van Europa de druk op Turkije bleef opvoeren, werden stappen gezet om dit probleem op te lossen via een wetswijziging in 2013, met uitsluiting van Öcalan. Deze compromis leidde echter tot arbitrair optreden van de regering in de volgende perioden, soms bijna chantage van de Raad. De weigering van Turkije om de veelbesproken vonnissen van het EHRM in de zaken van Osman Kavala en Selahattin Demirtaş uit te voeren, is precies het product en de voortzetting van deze medeplichtige relatie.

De juridische regelingen die specifiek zijn gemaakt om contact tussen de heer Öcalan en zijn advocaten te voorkomen, zijn in de loop der tijd geëvolueerd tot een bedreiging voor het recht van alle gevangenen om een advocaat te zien. De regelgeving, die werd ingevoerd met de hervormingen van 2005 om de praktijk in İmralı te legaliseren, is na 20 juli 2016 op alle gevangenissen toegepast bij onderzoek en vervolging. Het EHRM heeft bijgedragen aan deze toestand met zijn vonnis uit 2014 over de aanvraag van Öcalan, waarin het deze kwestie negeerde. Nu probeert het EHRM dit te overwinnen door Turkije verantwoordelijk te houden voor schendingen in individuele gevallen.

Op dezelfde manier werd de verergerde levenslange gevangenisstraf, die in 2005 als gevangenschap tot de dood werd gedefinieerd, met Öcalan in gedachten geïntroduceerd. Veel gevangenen zitten echter momenteel in deze status en zijn beroofd van de meest elementaire rechten. Deze status heeft niet alleen voorwaardelijke vrijlating afgeschaft, maar ook geleid tot een drastische verandering in de omstandigheden van strafuitvoering. Gevangenen werden weggenomen uit de afdelingen waar ze jaren hadden verbleven en in eenzame cellen geplaatst. Rechten op familiebezoek, het aantal mensen dat ze mogen ontmoeten, telefoonrechten, buitenactiviteiten en gemeenschappelijke activiteiten werden allemaal tot een absoluut minimum beperkt, waardoor gevangenen onderworpen worden aan een enorme mate van sociale isolatie.

Zoals deze voorbeelden laten zien, heeft het feit dat schendingen werden verzwegen of geïnternaliseerd omdat ze “alleen” betrekking hadden op Öcalan ertoe geleid dat mensen in Turkije, met name gevangenen, vandaag de dag te maken hebben met een onderdrukkend begrip van de wet. Eerst werd er een uitzonderlijke praktijk gevolgd met betrekking tot Öcalan. Pas nadat de rechtsprocessen waren aangepast aan de persoon om overeen te komen met de nieuwe realiteit en deze van een laagje legitimiteit te voorzien. Sinds 1999 is de koers van strafrechtelijke regelgeving, met name met betrekking tot strafuitvoering en proces, gebaseerd op deze fictie.”

Conferentie in het Europees Parlement: Europa moet de Koerdische zaak steunen